donderdag 13 juni 2019

Toelichting Beleidsregel Arbocatalogi 2019

De Beleidsregel Arbocatalogi 2019 vervangt de Beleidsregel arbocatalogi 2010. Reden hiervoor is dat het voor het beter laten verlopen van het proces rond de aanbieding, toetsing en het hanteren van de arbocatalogi bij de handhaving noodzakelijk is de beleidsregel opnieuw te formuleren, vormvereisten en enkele nieuwe bepalingen op te nemen. Hiervoor is ook een nieuwe, integrale toelichting geschreven, waardoor meer duidelijkheid geboden wordt, met name ten aanzien van de criteria die de minister, in casu de Inspectie SZW, hanteert bij het toetsen van een arbocatalogus, alsmede ten aanzien van de rol die een arbocatalogus speelt bij de handhaving. Tevens is de bijlage bij de beleidsregel geactualiseerd, waarin de positief getoetste arbocatalogi zijn opgenomen.

Onderscheid publiek – privaat
Uitgangspunt van de gewijzigde Arbeidsomstandighedenwet en -regelgeving (hierna: arboregelgeving), zoals die per 1 januari 2007 in werking is getreden, is dat de overheid zich in het publieke domein zoveel mogelijk beperkt tot het vaststellen van doelen (doelbepalingen, grenswaarden, procesvoorschriften). En voorts dat de middelen waarmee deze doelen bereikt kunnen worden, de werkwijzen, maatregelen, voorzieningen, door sociale partners zelf worden opgesteld. Dit kan gebeuren op branche-, sector- of landelijk niveau.

De arbocatalogus
Werkgevers en werknemers binnen een bepaald werkgebied kunnen deze rol op zich nemen door in gezamenlijk overleg te komen tot een arbocatalogus, om een of meer van de op grond van de arboregelgeving te nemen maatregelen of voorzieningen nader vast te leggen. Daarbij moeten zij nagaan of de voorgestelde maatregelen of voorzieningen in overeenstemming zijn met de stand van de wetenschap en professionele dienstverlening. Voor de invulling hiervan wordt de arbeidshygiënische strategie doorlopen. Bij de verdere invulling van de arbocatalogus spelen de meer gedetailleerde arbovoorschriften een belangrijke rol. In de arbocatalogus kunnen verder normen worden opgenomen uit met name (wetenschappelijke) onderzoeken, leidraden, brancherichtlijnen, convenanten, jurisprudentie of andere arbocatalogi. Ook NEN-normen spelen daarbij een grote rol. De vormgeving, inhoud en kenbaarheid van de arbocatalogi behoren tot de verantwoordelijkheid van sociale partners.1 Uit de door sociale partners erkende en in een arbocatalogus vastgelegde werkwijzen zal een individuele werkgever als regel zijn keuze maken om aan de voorschriften van de arboregelgeving te voldoen. Die keuze respecteert de Inspectie SZW (en de andere toezichthouders op de arbowetgeving2) in beginsel als de arbocatalogus op deze onderdelen positief door de Inspectie SZW is getoetst. Binnen een bepaald werkgebied kunnen ook meerdere (deel)arbocatalogi worden opgesteld en door de Inspectie SZW worden getoetst.

Het ter toetsing aanbieden van een arbocatalogus
Sociale partners binnen een bepaald werkgebied die voor dat werkgebied een arbocatalogus hebben vastgesteld, doen er goed aan de arbocatalogus door de Inspectie SZW te laten toetsen. Zonder positieve toetsing kan een individuele werkgever geen juridisch bindend beroep op de arbocatalogus doen bij een inspectie door de Inspectie SZW.

De Inspectie SZW zal bij het toetsen beoordelen of de beschreven maatregelen of voorzieningen niet in strijd zijn met de arboregelgeving en of redelijkerwijze kan worden aangenomen dat de beschreven maatregelen of voorzieningen de daaraan gerelateerde arbeidsrisico’s voldoende afdekken. Daarbij wordt ook nagegaan of de genoemde maatregelen of voorzieningen in overeenstemming zijn met de stand van de wetenschap en professionele dienstverlening.

Verder toetst de inspectie of bij de maatregelen- of voorzieningenkeuze de arbeidshygiënische strategie afdoende is gevolgd (maatregelen aan de bron genieten de voorkeur boven maatregelen in de overdrachtssfeer en die zijn weer te prefereren boven maatregelen in de vorm van persoonlijke bescherming).

Bij een positieve toetsing zal de arbocatalogus opgenomen worden in de bijlage bij deze beleidsregel. Het voordeel van een door de Inspectie SZW getoetste arbocatalogus voor werkgevers is, zoals reeds opgemerkt, dat individuele bedrijven binnen de bedrijfstak niet ieder voor zich maatregelen of voorzieningen hoeven te bedenken waarmee ze voldoen aan de voorschriften van de arboregelgeving. Bovendien geeft het hun ook rechtszekerheid: als men werkt volgens de arbocatalogus mag men er redelijkerwijs vanuit gaan dat men in overeenstemming met de arboregelgeving werkt. Ook voor de Inspectie SZW heeft het gebruik van de arbocatalogus voordelen. De Inspectie SZW kan voor de invulling van een arbovoorschrift terugvallen op de positief getoetste arbocatalogus. De voor de arbocatalogus verantwoordelijken zorgen ervoor dat deze, na positieve toetsing, op een eenvoudige en voor iedereen (dus niet alleen voor de werkgevers en werknemers in het werkgebied) beschikbaar is. Ook zorgen zij ervoor dat de arbocatalogus actueel blijft.

Er is geen verplichting voor een individuele werkgever om volgens de arbocatalogus te werken. Een andere invulling van de uit de arboregelgeving voortvloeiende verplichtingen is mogelijk, mits die tot het wettelijk vereiste beschermingsniveau leidt. De Inspectie SZW zal in een dergelijk geval aan de werkgever vragen aan te tonen dat zijn werkwijze leidt tot een vergelijkbaar, adequaat beschermingsniveau voor de werknemers als de werkwijze van de arbocatalogus. De Inspectie SZW zal hier ook aan toetsen.

Arbocatalogi van individuele bedrijven
In beginsel is toetsing en vermelding in de beleidsregel niet mogelijk voor arbocatalogi van individuele bedrijven. Voor ieder bedrijf is er het instrument van de risico-inventarisatie en -evaluatie (artikel 5 van de Arbeidsomstandighedenwet (hierna: Arbowet) die wordt opgesteld in samenspraak met een gecertificeerde arbodeskundige en in voorkomend geval de medezeggenschap. Het is voor de Inspectie SZW ook niet doenlijk om van elk individueel bedrijf de arbocatalogus te toetsen. Om die reden worden alleen arbocatalogi getoetst die een algemene strekking hebben, dat wil zeggen geldig zijn voor een bepaald werkgebied (branche, sector, landelijk). Dit noopt een individueel bedrijf er toe om, in samenspraak met vergelijkbare bedrijven binnen dit werkgebied, tot een arbocatalogus met algemene strekking te komen.

Echter dit samenwerken moet wel mogelijk zijn. In sommige bijzondere gevallen is dat niet het geval en is er maar één werkgever, terwijl de arbocatalogus wel degelijk een algemene strekking heeft en van toepassing is op een substantieel aantal werknemers. In dergelijke gevallen kan de arbocatalogus op verzoek van een individueel bedrijf toch worden getoetst en opgenomen worden in de beleidsregel. Wel is dan van belang dat de indieners aantonen dat de werknemers via hun personeelsvertegenwoordiging of vakverenigingen nauw betrokken zijn geweest bij de totstandkoming van de arbocatalogus en het verzoek om toetsing steunen. Voorbeelden hiervan zijn de arbocatalogi van Defensie en de Nationale Politie.

Het toetsen van arbocatalogi
Een arbocatalogus kan op gezamenlijk verzoek van sociale partners binnen een bepaald werkgebied ter toetsing aan de Inspectie SZW worden voorgelegd. Dit verzoek zal in behandeling genomen worden mits voldaan wordt aan enkele inhoudelijke vormvereisten, waarvan de belangrijkste is dat de arbocatalogus van iedere beschreven maatregel of voorziening aangeeft van welk arbovoorschrift deze maatregel of voorziening een invulling is. Als dit zo is zullen de indieners een ontvankelijkheidsverklaring ontvangen.

De Inspectie SZW heeft op haar website een format opgenomen dat sociale partners kunnen gebruiken bij het laten toetsen van de arbocatalogus. Hierdoor wordt het toetsingsproces versneld en is voor alle partijen helder wat er precies getoetst wordt en wat de resultaten daarvan zullen zijn. Vervolgens zal de Inspectie SZW overgaan tot een toets, op basis van een aantal inhoudelijke criteria.

Criteria
De criteria die de Inspectie SZW hanteert wanneer zij een arbocatalogus toetst zijn (a) of deze het werkgebied goed omschrijft, (b) de opstellers de werkgevers en werknemers in het betreffende werkgebied in voldoende mate vertegenwoordigen, (c) de arbocatalogus vrij en kosteloos toegankelijk is (of wordt), (d) of de beschreven maatregelen niet in strijd zijn met de arboregelgeving, (e) van dien aard zijn dat redelijkerwijs kan worden aangenomen dat met de navolging ervan aan de van toepassing zijnde arbovoorschriften wordt voldaan, en (f) of en zo ja hoe in de arbocatalogus rekening is gehouden met bijzondere categorieën werknemers.

De stand der wetenschap en professionele dienstverlening
Een belangrijk onderdeel bij deze toets is dat nagegaan wordt of bij de beschrijving van de maatregelen of voorzieningen de wettelijk voorgeschreven aanpak is gevolgd: dat wil zeggen of de stand van de wetenschap en professionele dienstverlening binnen het betreffende werkgebied is aangehouden en of de maatregelen of voorzieningen van een dusdanig niveau zijn dat redelijkerwijs aangenomen mag worden dat daarmee voldaan wordt aan de betreffende arbovoorschriften.3 Ter zake wordt het volgende opgemerkt. Het toetsingscriterium ‘stand van de wetenschap en professionele dienstverlening’ houdt niet in dat steeds de, uit oogpunt van veiligheid en gezondheid de meest doeltreffende van alle mogelijke maatregelen of voorzieningen getroffen moet worden. De in de catalogus vastgelegde maatregelen of voorzieningen moeten in redelijkheid van de bedrijven binnen het betreffende werkgebied gevergd kunnen worden. Hierbij speelt het oordeel van vakdeskundigen een belangrijke rol. Die maatregelen of voorzieningen dienen getroffen te worden die door vakdeskundigen in brede kring worden aanvaard als toepasbaar binnen het betreffende werkgebied. Het is dus niet uitgesloten dat een arbocatalogus positief wordt getoetst wanneer er met betrekking tot een bepaald risico niet de meest recente wetenschappelijke bevindingen of de meest efficiënte maatregelen zijn gevolgd. Zijn er echter signalen dat bedrijven binnen een bepaalde bedrijfstak geleidelijk aan overgaan naar een hoger beschermingsniveau, dan kan dat voor de Inspectie SZW een grond zijn een aangeboden arbocatalogus niet eerder positief te toetsen dan wanneer de betreffende maatregelen op dit meer actuele, hogere niveau zijn gebracht.

De arbeidshygiënische strategie
Een ander onderdeel waar de Inspectie SZW bij haar toets naar kijkt is of bij het benoemen van de mogelijke maatregelen of voorzieningen de arbeidshygiënische strategie is gevolgd. Dat betekent dat arbeidsrisico’s in eerste aanleg bij de bron worden aangepakt. Slechts indien dit redelijkerwijs niet mogelijk is worden in afnemende prioriteitsvolgorde maatregelen getroffen in de overdrachtssfeer, op groepsniveau of op individueel niveau.

Communicatie met betrekking tot de toetsing
Wanneer een aangeboden arbocatalogus niet positief getoetst wordt, worden de indieners hierover door de Inspectie SZW schriftelijk in kennis gesteld. Hierbij worden de redenen voor negatieve toetsing duidelijk gemaakt, zodat de indieners desgewenst in staat zijn een herziene arbocatalogus in te dienen. Dat doet de Inspectie SZW door in het hierboven al genoemde format aan te geven welke maatregelen geen invulling geven aan de arbovoorschriften. Ook het resultaat van de definitieve toetsing wordt ook schriftelijk aan de vertegenwoordigers van werkgevers en werknemers meegedeeld (de ‘toetsbrief’). Daarbij wordt aangegeven aan welke voorschriften van de arboregelgeving wordt voldaan indien gewerkt wordt volgens de arbocatalogus of nader genoemde onderdelen ervan. Deze melding moet bij de positief getoetste arbocatalogus worden geplaatst (artikel 3, eerste lid, onder c).

Geldigheidsduur van de toetsing
Sociale partners binnen een bepaald werkgebied die via het instrument van de arbocatalogus invulling hebben gegeven aan arbovoorschriften, zijn er primair zelf verantwoordelijk voor dat de daartoe in de arbocatalogus vastgelegde maatregelen of voorzieningen actueel worden gehouden. Dat wil zeggen dat de arbocatalogus in overeenstemming blijft met de stand van de wetenschap en professionele dienstverlening met inachtneming van de arbeidshygiënische strategie. Om er voor te zorgen dat arbocatalogi ook daadwerkelijk actueel blijven is de looptijd van een positief getoetste arbocatalogus beperkt. Een eenmaal positief getoetste arbocatalogus (in de praktijk vaak een onderdeel van de integrale arbocatalogus) moet na maximaal 5,5 jaar opnieuw ter toetsing worden voorgelegd. Degenen die voor de betreffende arbocatalogus verantwoordelijk zijn zullen daartoe vijf jaar na het ontvangen van de toetsbrief met positief resultaat een verzoek van de minister (Inspectie SZW) ontvangen om de desbetreffende arbocatalogus aan te passen (voor zover nodig) en de eventueel aangepaste arbocatalogus opnieuw te laten toetsen. Zes jaar nadat men een toetsbrief met positief resultaat heeft ontvangen, wordt de arbocatalogus verwijderd uit de bijlage bij de beleidsregel, tenzij de (aangepaste) arbocatalogus opnieuw positief is getoetst.

Rol arbocatalogus bij bedrijfsinspecties
Uitgangspunt is dat de arbocatalogus het referentiekader is voor de Inspectie SZW bij controle op de naleving van de arboregelgeving binnen een bedrijf. Dit houdt in dat als de werkgever werkt volgens de op zijn bedrijf of inrichting van toepassing zijnde arbocatalogus, hij er op mag vertrouwen dat hij werkt in overeenstemming met de arboregelgeving.

Nu bevat een arbocatalogus algemene maatregelen voor een bepaald werkgebied en daarmee is het niet uit te sluiten dat de Inspectie SZW, of een andere toezichthouder op de arboregelgeving, gegeven de specifieke aard van de arbeid, de werkmethoden of werkomstandigheden binnen een individueel bedrijf, tot de conclusie komt dat met de navolging van de arbocatalogus in dat geval toch niet aan de van toepassing zijnde arbovoorschriften wordt voldaan. Over het algemeen (zie de laatste alinea van deze algemene toelichting) zal, gelet op de rechtszekerheid die een werkgever aan een arbocatalogus mag ontlenen, in dit geval geen boete worden opgelegd. Wel kan bij ernstige arbeidsrisico’s een eis tot naleving worden gesteld waarmee bijvoorbeeld andere of aanvullende maatregelen of voorzieningen worden geëist. De gronden waarop de Inspectie SZW heeft besloten tot het stellen van een eis tot naleving, worden aan de werkgever kenbaar gemaakt in het desbetreffende besluit.

Indien naar het redelijk oordeel van de inspecteur sprake is van ernstig gevaar voor personen (artikel 28 Arbowet), zal ook het werk, ongeacht of er wel of niet volgens de arbocatalogus wordt gewerkt, (kunnen) worden stilgelegd.

Het bovenstaande laat overigens onverlet dat een werkgever kan kiezen voor een andere aanpak zonder dat dit hoeft te leiden tot het stellen van een eis tot naleving. Zoals hierboven al is opgemerkt, moet de werkgever bij een inspectie door de Inspectie SZW laten zien op welke wijze hij invulling geeft aan het desbetreffende arbovoorschrift. De Inspectie hanteert daarbij de positief getoetste arbocatalogus als referentiekader. Vraag voor de werkgever is dan of zijn werkwijze leidt tot een vergelijkbaar, adequaat beschermingsniveau voor de werknemers als de werkwijze van de arbocatalogus.

Voor de volledigheid zij er op gewezen, dat indien sprake is van een tussentijdse wijziging van de arboregelgeving (er worden bijvoorbeeld nieuwe grenswaarden gesteld) en deze is nog niet doorgevoerd in de arbocatalogus, er wel een boete kan worden opgelegd, ook al wordt gewerkt in overeenstemming met de arbocatalogus. Wettelijke voorschriften hebben voorrang boven een positief getoetste arbocatalogus. Zoals gezegd is het aan de indieners om hun arbocatalogus actueel te houden.

De bijlage
De Beleidsregel arbocatalogi 2010 bevatte in artikel 3 een lijst van de door de minister positief getoetste arbocatalogi. Die lijst is overgenomen als bijlage bij deze beleidsregel, met dien verstande dat de lijst als volgt is geactualiseerd.

Allereerst bleek een aantal arbocatalogi niet meer toegankelijk. Nadat de indieners hiervan op de hoogte waren gesteld en in hun reactie aangaven de betreffende catalogus niet meer toe te passen of geen reactie gaven, is hun medegedeeld dat deze catalogi uit de bijlage verwijderd zouden worden.

Op grond van deze procedure zijn uiteindelijk 10 arbocatalogi verwijderd (Ambachtelijke bakkerijen, Diervoeder, Grimeurs, visagisten en toneelkappers, Horeca, Mobiliteit, Politie, Publieke omroep, Schoonheidsverzorging, Tandtechnisch laboratoriumbedrijf, Visdetailhandel).

Bij één arbocatalogus hebben de indieners verzocht om een andere naamsaanduiding. De arbocatalogus voor de Afvalbedrijven is in de bijlage thans te vinden onder de naam Afvalbranche.

De catalogi Huisartsenposten en Landelijke huisartsen zijn samengevoegd onder de naam Huisartsenpraktijk en -posten.

Verder zijn drie nieuwe catalogi toegevoegd (Brandweer, Gerechtsdeurwaarders en Kabel & Telecom).

Tenslotte zijn 47 arbocatalogi aangepast op basis van positief getoetste aanvullingen.

De bijlage bevat thans positief getoetste arbocatalogi voor 157 verschillende werkgebieden.

Artikelsgewijs
Artikel 1. Begripsbepaling
In dit artikel is het begrip arbocatalogus omschreven. Deze definitie wijkt niet af van de definitie uit de Beleidsregel arbocatalogi 2010 met dien verstande dat het woord ‘doelvoorschriften’ is vervangen door het woord ‘voorschriften’. In principe kunnen met betrekking tot vrijwel alle bij of krachtens de Arbowet gestelde voorschriften nadere afspraken worden gemaakt in een arbocatalogus. In een arbocatalogus worden de verschillende methoden en oplossingen beschreven die vertegenwoordigers van werkgevers en werknemers in een branche, sector of op landelijk niveau samen hebben afgesproken om te voldoen aan voorschriften in de arboregelgeving. Het is aan werkgevers en werknemers in branche, sectoren of op landelijk niveau om het initiatief te nemen tot het opstellen, vaststellen, bekendmaken en laten toetsen van een arbocatalogus.

Artikel 2. Vormvereisten arbocatalogi
In dit artikel zijn de vormvereisten van een arbocatalogus opgenomen. Een arbocatalogus is in principe gesteld in de Nederlandse taal, tenzij in een bepaald werkgebied de Engelse taal gebruikelijk is. Het is ook mogelijk dat ten aanzien van een bepaald deelaspect de Engelse taal wordt gebruikt en de rest van de arbocatalogus in het Nederlands is.

Nieuw in de beleidsregel is dat er een expliciete koppeling in de arbocatalogus moet zijn opgenomen tussen een artikel of artikellid uit de arboregelgeving en de maatregel of voorziening waarmee de arbocatalogus een invulling geeft aan dat artikel of artikellid. Op deze wijze kan de Inspectie SZW één op één toetsen of een arbocatalogus een goede invulling geeft van een arbovoorschrift. De Inspectie SZW heeft hiervoor op haar website een format opgenomen dat sociale partners kunnen gebruiken bij het laten toetsen van de arbocatalogus. Hierdoor wordt het toetsingsproces versneld en is voor alle partijen helder wat er precies getoetst wordt en wat de resultaten daarvan zullen zijn.

Tenslotte is van belang dat de arbocatalogus een goed leesbaar en praktisch bruikbaar document is voor de gebruikers, te weten werkgevers en werknemers.

Arbocatalogi worden ter toetsing ingediend bij de Inspectie SZW, Toetsing Arbocatalogi (Postbus 90801, 2509 LV Den Haag).

Artikel 3. Toetsing
Arbocatalogi op branche, sectoraal of landelijk niveau kunnen op gezamenlijk verzoek van vertegenwoordigers van werkgevers en werknemers door de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid worden getoetst. Deze taak ligt bij de Inspectie SZW. Deze toetsing vindt op alle aspecten van de arbocatalogus plaats voor zover het de invulling van arbovoorschriften betreft.

In dit artikel is nader aangegeven ten aanzien van welke aspecten toetsing door de Inspectie SZW plaatsvindt. Dit betreft allereerst de omvang van het werkgebied van de arbocatalogus. Dat moet duidelijk kenbaar zijn en een branche, sector of een landelijk werkgebied bestrijken. Ook wordt gekeken naar de representativiteit van degenen die de arbocatalogus ter toetsing hebben aangeboden. Daarbij moet sprake zijn van een voldoende mate van vertegenwoordiging van werkgevers en werknemers met betrekking tot de branche, sector of het landelijk werkgebied waarvoor de arbocatalogus geldt.

De arbocatalogus moet verder kosteloos beschikbaar en goed toegankelijk zijn (of na toetsing worden) voor een ieder. Niet langer is het uitgangspunt dat de arbocatalogus slechts beschikbaar hoeft te zijn voor werkgevers en werknemers in het desbetreffende werkgebied. Door voor te schrijven dat arbocatalogi voor een ieder kosteloos beschikbaar en toegankelijk zijn kunnen sectoren en branches van elkaars arbocatalogi kennis nemen en daar mogelijk ook van leren.

Uiteraard geldt verder dat een arbocatalogus niet in strijd mag zijn met het bepaalde bij of krachtens de Arbeidsomstandighedenwet. Cruciale rol daarbij speelt de stand van de wetenschap en professionele dienstverlening en de zogenoemde arbeidshygiënische strategie (artikel 3, eerste lid, onder b, Arbowet). Worden in de arbocatalogus bijvoorbeeld collectieve beschermingsmiddelen voorgeschreven, terwijl het redelijkerwijs passend is maatregelen aan de bron te treffen, dan zal de Inspectie SZW de arbocatalogus ter zake niet goedkeuren. Het is zaak voor partijen bij de arbocatalogus om zich hier goed rekenschap van te geven.

Bij wijziging van de Arbeidsomstandighedenwet, -besluit of -regeling kan een arbocatalogus een deel van zijn actualiteit en geldigheid verliezen. Algemeen verbindende voorschriften gaan altijd voor op beleidsregels. De Inspectie SZW trekt in zo’n geval op dat moment niet zelf de arbocatalogus in. Het blijft zaak voor zowel partijen bij de arbocatalogus als voor individuele werkgevers om wijzigingen in de arboregelgeving bij te houden, zich daaromtrent te (laten) informeren en de arbocatalogus zo nodig te actualiseren.

De in de arbocatalogus opgenomen maatregelen en voorzieningen moeten van dien aard zijn dat redelijkerwijze kan worden aangenomen dat daarmee aan de arbovoorschriften wordt voldaan als een individuele werkgever deze in de praktijk toepast. Daarbij wordt uitgegaan van de voorschriften die in de arbocatalogus zijn beschreven. Een latere aanvulling van een arbocatalogus wordt op dezelfde wijze getoetst als een eerste arbocatalogus.

Tenslotte is bepaald dat in de arbocatalogus moet worden aangegeven of en in hoeverre bij de invulling van de voorgestelde maatregelen en voorzieningen rekening is gehouden met bijzondere categorieën werknemers. Dit betreft in de arboregelgeving met name jeugdigen, ouderen, zwangeren, en personen die plaatsonafhankelijk werken. Daarnaast gaat het om de aanpassing van arbeidsplaatsen van werknemers met een structurele beperking (artikel 4 Arbowet).

In het tweede lid is expliciet opgenomen dat het resultaat van de toetsing door de Inspectie SZW aan de vertegenwoordigers van werkgevers en werknemers wordt meegedeeld. De Inspectie SZW zal in een schriftelijke reactie aangeven in hoeverre de arbocatalogus positief is getoetst. Genoemde mededeling moet door partijen bij de arbocatalogus worden gevoegd en eveneens kosteloos en goed toegankelijk zijn voor eenieder. Als dit niet het geval is wordt de arbocatalogus niet in de beleidsregel opgenomen of daaruit verwijderd. Tegen een negatieve toetsing is geen formeel bezwaar mogelijk, omdat er geen sprake is van een besluit in de zin van de Algemene wet bestuursrecht.

Artikel 4. Geldigheidstermijn toetsing arbocatalogi
Een positieve toetsing van een arbocatalogus was onder de Beleidsregel arbocatalogi 2010 in principe voor onbepaalde tijd geldig. Veel van de huidige arbocatalogi zijn na hun eerste toetsing niet meer bijgewerkt en onduidelijk is of zij nog voldoen aan de geldende arboregelgeving en de huidige stand van de wetenschap en professionele dienstverlening op de beschreven risico's. Hierdoor vermindert de waarde van een arbocatalogus als referentiekader voor zowel de werkgevers die de arbocatalogus gebruiken als de Inspectie SZW. Dit is nu gewijzigd in die zin dat een positief getoetste arbocatalogus als regel zes jaar geldig is te rekenen vanaf de datum van de positieve toetsbrief. Na vijf jaar schrijft minister (Inspectie SZW) de vertegenwoordigers van werkgevers en werknemers aan met de mededeling dat het einde van de looptijd van de arbocatalogus nadert en verzoekt de indieners om te onderzoeken of de arbocatalogus nog actueel is en deze, in al dan niet aangepaste vorm, opnieuw te laten toetsen. Als deze arbocatalogus, ook na hernieuwde toetsing door de Inspectie SZW, positief wordt getoetst, wordt de geldigheidsduur met zes jaar verlengd. Is er binnen 6 maanden niet op het verzoek van de minister gereageerd dan wordt de desbetreffende arbocatalogus na ommekomst van de geldigheidsduur van zes jaar uit de bijlage bij de beleidsregel gehaald (vierde lid, onder a).

De termijn van zes jaar (en daarmee de geldigheidsduur van de arbocatalogus; vierde lid, onder b) kan door de Inspectie SZW worden ingekort als blijkt dat de stand van de wetenschap of professionele dienstverlening al eerder is gewijzigd en feitelijk noodzaakt tot aanpassing van de arbocatalogus. Ook zal de Inspectie SZW vertegenwoordigers van werkgevers en werknemers al eerder aanschrijven als uit inspectiebezoeken met enige regelmaat blijkt dat de arbocatalogus de veiligheid en gezondheid van werknemers voor het werkgebied waarvoor de arbocatalogus geldt, onvoldoende waarborgt.

Artikel 5. Aanvullende maatregelen op bedrijfsniveau
In principe kunnen werkgevers die zich aan een positief getoetste arbocatalogus houden gedurende de looptijd van de arbocatalogus ervan uitgaan dat zij voldoen aan het betreffende arbovoorschrift. Dit is het uitgangspunt van de beleidsregel. De Inspectie SZW handelt overeenkomstig de beleidsregel, tenzij dat voor een of meer belanghebbenden gevolgen zou hebben die wegens bijzondere omstandigheden onevenredig zijn in verhouding tot de met de beleidsregel te dienen doelen (artikel 4:84 van de Algemene wet bestuursrecht). Verder is in artikel 5 bepaald wanneer de toezichthouder (doorgaans de Inspectie SZW) kan optreden. Als zich in een concreet bedrijf ondanks het naleven van een arbocatalogus naar het redelijk oordeel van de minister ernstige arbeidsrisico’s onvoldoende worden bestreden, kan de Inspectie SZW een eis tot naleving stellen met het oog op aanvullende maatregelen of voorzieningen ter voorkoming van die risico’s. De veiligheid en gezondheid van werknemers staat immers te allen tijde voorop.

Daarnaast blijft het inzetten van andere handhavingsinstrumenten, zoals de last onder bestuursdwang of dwangsom (artikel 28b Arbowet) mogelijk. Verder doet dit artikel geen afbreuk aan (onverkorte) hantering van de bevoegdheid tot stillegging van het werk (artikel 28 Arbowet). Die bevoegdheid is gekoppeld aan ernstig gevaar voor personen (tweede lid van dit artikel). Dit is expliciet in het tweede lid opgenomen.

In geval van tussentijdse wijziging van de arboregelgeving, die niet tijdig is doorgevoerd in de door de werkgever gevolgde arbocatalogus, kan er een bestuurlijke boete worden opgelegd. Wettelijke voorschriften hebben voorrang boven een positief getoetste arbocatalogus.

Artikel 6. Getoetste arbocatalogi 
De verschillende arbocatalogi (‘deelcatalogi’) zijn en worden apart in de bijlage opgenomen, omdat de geldigheidstermijn van dergelijke catalogi doorgaans zal verschillen.

Artikel 7. Intrekking Beleidsregel arbocatalogi 2010
De oude beleidsregel is ingetrokken. De daarin opgenomen, nog actuele arbocatalogi zijn overgeheveld naar de bijlage bij de nieuwe beleidsregel. Ook enkele nog niet in de Beleidsregel arbocatalogi 2010 opgenomen, maar al wel positief getoetste arbocatalogi, zijn daarin opgenomen.

Vertegenwoordigers van werkgevers en werknemers die verantwoordelijk zijn voor een arbocatalogus die voor 1 januari 2014 tot stand is gekomen zullen een verzoek van de minister krijgen om de (oude) arbocatalogus in lijn te brengen met de nieuwe beleidsregel. Na de ontvangst van dit verzoek krijgen de vertegenwoordigers zes maanden de tijd om hieraan te voldoen. Hebben zij daarvan geen gebruik gemaakt, dan verwijdert de minister de arbocatalogus uit de bijlage bij de beleidsregel na het verstrijken van die zes maanden. Vervolgens toetst de Inspectie SZW de al of niet gewijzigde arbocatalogus aan de nieuwe beleidsregel. Als de betrokkenen niet op het verzoek van de Inspectie SZW reageren, zal de arbocatalogus uit de bijlage bij de beleidsregel worden gehaald. De arbocatalogus is dan inmiddels meer dan zes jaar oud. Het initiatief voor het opschonen van de oude arbocatalogi ligt bij de Inspectie SZW. Het betreft circa 175 arbocatalogi die opnieuw moeten worden bekeken. De Inspectie SZW verwacht dit proces binnen twee jaar af te ronden. Zolang de (oude) arbocatalogi nog niet opnieuw zijn getoetst en partijen bij de arbocatalogus niet door de Inspectie SZW zijn aangeschreven, blijven die arbocatalogi onverkort van toepassing. Artikel 4 van de beleidsregel geldt overigens ook voor de oude arbocatalogi.

Artikel 8. Inwerkingtreding
Deze beleidsregel treedt de dag na plaatsing in de Staatscourant in werking. Net zoals in de ingetrokken beleidsregel was opgenomen, geldt een arbocatalogus steeds met terugwerkende kracht tot en met de datum van de brief met de uitkomsten van de toetsing door de Inspectie SZW.


De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, T. van Ark


1 Kamerstukken II 2005/06, 30 552, nr. 3, blz. 7.

2 Zie de Aanwijzingsregeling toezichthoudende ambtenaren en ambtenaren met specifieke uitvoeringstaken op grond van SZW wetgeving.

3 Kamerstukken II 2005/06, 30 552, nr. 8, blz. 11.